bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

06-08-2012

Het wijnproeverijtje

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2012 — bazbo @ 22:07

Of ik meeging naar een wijnproeverijtje. Ik en alcohol is een levensgevaarlijke combinatie.

Of ik meeging naar een wijnproeverijtje. Ik en alcohol is een levensgevaarlijke combinatie. Toch zei ik: ‘Ja, lijkt me lekker. Dat gaan we doen.’ De prijs bedroeg maar liefst zeven euro vijftig. Dat leek me geen geld voor een hele zaterdagmiddag slempen. Die zekere zaterdagmiddag reed ik dan ook vol verwachting naar een wat oudere wijk in het zo schilderachtige Apeldoorn. Op de hoek van de Smallestraat en Bredestraat bevond zich wijnwinkel Kasteel Weetikveel. Het staat er nog steeds.

Bij binnenkomst werd ik begroet door een alleraardigste dame die haar naam noemde. Ik ben ‘m vergeten. Die naam dan, niet de alleraardigste dame. De dame was namelijk alleraardigst.
‘Het is mooi weer,’ zei ze. ‘We kunnen ook buiten gaan zitten.’
‘Wat kan mij dat nou schelen?’ wilde ik zeggen. ‘Als de flessen maar dichtbij zijn.’ Gelukkig kwamen er op dat moment meerdere mensen binnen.
‘Dag Bas,’ zei Peet. ‘Goed dat je er ook bent.’ Dikke zoenen. Altijd leuk. Peet is een prachtvrouw. Zij had me gevraagd of ik mee zou gaan.
Het andere volk kende ik niet. Ze stelden zich voor. Jan en Piet en Klaas en Willem en Els en Mariska en Denise en Joyce. Het zal. Waar bleef die wijn? Op tafel stonden een heleboel grote glazen met hoge pootjes en een paar flessen water. Water bij de wijn, dat beloofde niet veel goeds.

‘We beginnen met een Frizzante,’ legde de alleraardigste dame uit. ‘Een Szigeti Frizzante van de druif Muskat Bleu.’ Ze schonk een bodempje in een glas en gaf dat aan Peet. Een bodempje? We kwamen hier toch om wijn te drinken? Verdomd, ik kreeg ook een bodempje.
‘O, en hier is de spuugbak. Voor de liefhebbers.’
Kut. Dat had ik weer. Ik zat er vlak naast. Straks kwam die Jan of Piet of Klaas of Willem of Els of Mariska of Denise of Joyce in die spuugbak spetteren en dan zat ik onder. Die Frizzante – wat of het ook weer mocht zijn – was dermate vies dat ik verwachtte dat iedereen zich van z’n meest antiperistaltische kant zou laten zien. Dat bleek niet het geval. Een geluk bij een ongeluk. Ik sloeg de rozerode Bubbeltjesfrizzeltante met een ferme hengst achterover. Wat zou de volgende wijn ons brengen?

Niet veel, merkte ik enige tijd later.
‘We wilden ook graag een instapwijn in ons assortiment,’ vertelde de alleraardigste dame.
‘Een instapwijn,’ mompelde ik. ‘Ook al heb je daarvan een liter of wat achter de knopen, dan nog kun je de auto instappen aan de chauffeurszijde.’ Niemand hoorde mij. Zo hoorde het.
‘We kregen van klanten veel vraag naar een wijn onder de vijf euro,’ ging de uitleg verder. ‘Vandaar deze Terra Calida Blanc.’ Ondertussen kreeg ik mijn glas weer volgeschonken. Of nee, niet vol. Ook niet halfvol. Weer een bodempje! Of zat het glas toch vol? Ik kon het niet zien. Dit leek wel water.
‘Ik heb er nog een leuke fruitsalade bij,’ ging de alleraardigste dame verder. ‘Dat combineert goed met deze wijn.’
Ik proefde uit mijn glas. Met een fikse kap gutste ik het naar binnen. Mijn neus hoefde ik niet eens dicht te knijpen.
‘Wat vind jij ervan?’ vroeg Peet.
‘Hier vind ik niets van,’ antwoordde ik snel. ‘Dit spul lijkt wel aangelengd met water.’
‘Zou je denken?’
‘Ik denk het. Dat zeg ik toch?’
‘Dat is waar.’

‘De volgende wijn kunnen we leuk in de tuin buiten proeven,’ was de mededeling.
O. Ik pakte mijn klapstoeltje op en liep ermee naar buiten. De tuin, dat was een stukje grond volgestrooid met grint en omgeven door een metalen hek. Er was slechts een enkel Parijs terrastafeltje en dat wankelde. Snel zette ik mijn glas erop. Waar die Jan en Piet en Klaas en Willem en Els en Mariska en Denise en Joyce hun glas zouden neerzetten, kon me niet zo veel schelen.
Niet veel later ging het proeverijtje verder.
‘Mijn glas is vies,’ zei ik.
‘Nee joh,’ stootte Peet mij fluisterend aan, ‘dat is de volgende wijn.’
‘Het is Medium Sweet White van Minos,’ was de uitleg.
Ik proefde Griekse stookolie. ‘Het is maar goed dat deze erg koud is,’ zei ik.
‘Hoezo?’
‘Dan heb je niet zo veel last van die smaak.’
Erbij kregen we roompaté op een ciabattastokbroodje met daaroverheen een of andere bruine substantie.
‘Pedro Ximenez Reduccion,’ verklaarde de dame van de wijnwinkel.
Klinkt uitermate goor, dacht ik. Iets met menselijke excrementen? ‘Hoe zei je?’ vroeg ik.
‘Reduccion.’ Het bleek ingekookte rode wijn. Heel bijzonder en een ware delicatesse uit een of andere Franse streek. ‘Ze laten het net zo lang inkoken tot alle alcohol eruit is en dit concentraat is overgebleven.’
‘Druivensiroop, dus,’ concludeerde ik. ‘Je koopt het voor een prikkie bij de Turkse supermarkt. Tenminste, ikke wel.’ Ik proefde van het broodje. Zowaar, dit was lekker. ‘Dit was lekker,’ zei ik toen ik het met een enkele hap had weggeslikt.
‘Bas, hoe noemde je dit?’ vroeg Peet.
‘Druivensiroop. Bij de Turkse winkel. Koop dan ook gelijk zo’n emmertje Turkse yoghurt. Kwak een flinke kwak op een bord, rooster hazelnoten in een grillpan, kwak die dan weer over die kwak yoghurt en dan kwak je wat druivensiroop eroverheen.’
‘Klinkt overheerlijk, Bas.’
‘En dan kun je doodgaan.’
‘Niet overdrijven, hoor. Volgens mij stijgt de alcohol je al aardig naar je hoofd.’
Mens, zeur niet.

‘Dit is een Kroatische Riesling,’ zei de alleraardigste dame bij de volgende ronde.
‘Riesling? Dat komt toch uit Duitsland?’ (Wat weet ik er helemaal van?)
‘Riesling is een bepaald soort druif. Dit is een Riesling van Bolfan.’
‘Ach zo.’ Ik nipte. Wauw. Kijk, die vond ik dan wél lekker. ‘Deze vind ik dan wél lekker,’ zei ik. Klok klok klok. Nee, langzaam aan doen met deze. Ik stak mijn malle neus diep in het glas en rook. Hmmm.
‘En het mooie is,’ ging de dame verder, ‘het is ook nog eens een biologische wijn.’
‘Kijk aan. Dat heb ik weer.’
‘Hoe bedoel je, Bas?’ vroeg Peet. ‘Jij bent toch van het biologische?’
‘Ja, raar is dat. Ondertussen zal mijn hele systeem zich erop hebben ingesteld. Deze is echt lekker!’
Erbij kregen we een schaaltje met daarop een schepje aardappelsalade met kipkerrie. Dat had die wijn helemaal niet nodig, vond ik.
Om mij heen zaten die Jan en Piet en Klaas en Willem en Els en Mariska en Denise en Joyce met elkaar te praten. Ik had dorst.

‘Dit is mijn persoonlijke favoriet,’ zei de dame van de wijnwinkel, terwijl ze iets uit een nieuwe fles goot. ‘Het is een rosé uit Spanje.’
Het zag eruit als ranja. Ik proefde. Gadverdamme. Ranja was lekkerder.
‘Het is een Villeza uit Noord-Spanje, gemaakt van de Prieto Picudo druif.’ De dame werd enthousiast. ‘En erbij serveer ik een verse krulsla, gegrilde gele paprika en yoghurtdressing met gekonfijte sinaasappel.’
‘Het ziet eruit alsof het al eens gegeten is,’ fluisterde ik naar Peet.
‘Nou Bas!’ riep die uit. ‘Straks hoef ik niet meer.’
‘Mag ik jouw bordje dan?’
‘O, is het je daar om te doen?’
Ik gaf geen antwoord. Mijn tong voelde dik aan.

‘En dan nu de afsluiter,’ kondigde de alleraardigste dame aan. Ik vond haar opeens een stuk minder alleraardigst. We begonnen toch pas net? Ze hield een karaf omhoog met daarin een diep donkerrode vloeistof. ‘Dit is de zachte Villeza Crianza en hij komt van dezelfde wijnmaker als die van de rosé van daarnet. We hebben deze om twaalf uur al opengemaakt en in de karaf gedaan. Zo kan er veel lucht bij komen en krijgt de wijn z’n volle smaak. De wijn is gemaakt van een heel gesloten druif.’
‘Wat een gezeur,’ zei ik. ‘Een gesloten druif, terwijl je de fles al open hebt. Zolang flessen gesloten blijven, kan het me niets schelen. Kom op met die wijn.’ Ik kreeg een bodempje. Toe maar. Kun je het missen? Ik nam een ferme teug. ‘Heb je er ook een mes en vork bij of moet ik gewoon goed kauwen?’
De alleraardigste dame hoorde mij niet. Tenminste, ze ging niet in op mijn opmerking. Dan niet.
‘Door deze wijn al tegen de middag te decanteren,’ zei ze tegen Jan en Piet en Klaas en Willem en Els en Mariska en Denise en Joyce, ‘krijgen de smaken mooi de ruimte om te sparren met de donkere chocolade van 70% cacao.’
Wat een taal. Praat toch normaal. Ik werd een beetje misselijk en greep naar het plankje waarop de brokken chocolade lagen. Gretig propte ik van alles in mijn mond.
‘Hm, dit smaakt er prima bij,’ zei ik. ‘Of bedoelde je dat ook?’
Peet keek me even aan en draaide toen haar hoofd weg. Ik maakte mijn glas leeg.

‘Wil iemand nog iets proeven?’ vroeg de dame. Ze had een dienblaadje in haar hand met daarop alle flessen wijn die ze vanmiddag had geopend.
‘Doe mij de Riesling nog maar eens,’ zei ik, terwijl ik naar het dienblaadje greep.
‘Die is op.’
‘Dat heb ik weer. Nou ja.’ Ik pakte de vijf flessen waarin nog een bodempje zat. ‘Lekker,’ zei ik en ik goot alle restjes bij elkaar in mijn glas en twee tellen later in mijn mond. Hoppa. Zo, dat was weg. Best een goed boeket. ‘Een treurige afdronk vol Weemoed,’ zei ik. Niemand begreep dat ik refereerde aan een van ’s lands leukste schrijver-dichters. ‘Toch jammer dat ik naar huis moet. De warmoessoep staat op overkoken.’ Ik stond op en liep de winkel binnen.

Ik kocht twee flessen van die Kroatische Riesling. ‘En ik wil graag de proeverij afrekenen,’ zei ik erbij. ‘Wat is de schade in totaal?’
De alleraardigste dame achter de toonbank noemde een bedrag. Daar werd ik niet goed van. De spuugbak kon mijn grote brokken van de lunch en al die hapjes niet aan.
Toen ik de laatste golf over de toonbank heen had gespetterd, keek ik de dame van de kassa aan. Ik betaalde haar en vroeg: ‘Heeft u ook bier?’

Apeldoorn, juli 2012

Hier lees je ‘m op FOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Leave a comment