bazbo – de wereld van Bas Langereis

Bas Langereis leest u voor!

15-12-2010

Zweten in Zweden (2)

Filed under: Publicaties voor FOK! - 2010 — bazbo @ 23:46

Voor de zekerheid controleer ik de andere zak ook. En die van mijn dikke winterjas. En alle binnenzakken. Geen ID-kaart. Toen ik vannacht mijn fototoestel uit mijn zak tevoorschijn trok, moet mijn identiteitsbewijs ongemerkt mee naar buiten zijn gegleden.
“Ik heb een probleem,” zeg ik hardop.
“Wat dan?” vraagt Vrouwlief vanuit de slaapkamer. Ze ligt nog in bed. Rust, daar kwamen we voor. Het is half tien en nog maar net licht buiten.
“Ik ben mijn ID-kaart kwijt.”
“Oh?” klinkt Vrouwlief geschrokken. “Wat nu?”
Zweten in Zweden.

Als we ’s morgens wakker worden, blijkt het uitzicht niet veel beter dan afgelopen nacht. Rond de flat loeit een hevige sneeuwstorm. Ik zie geen steek van het centrum van de stad. Het moet daarginds ergens zijn, daar in die grijswitte waas.
Ik sta in mijn blote lul voor het raam op de vierde verdieping. (Even wat niet-functioneel naakt erin om de aandacht te trekken.) We zijn alleen in het appartement. Onze gastvrouw au3 is vanmorgen om half acht vertrokken naar haar werk. We hebben de dag voor onszelf.

Ik ga douchen, kleed mij aan en zet koffie. Zwödse köffie. Of zoiets. “Eerst eens organiseren,” is mijn gedachte. Wat ben ik toch gestructureerd. “Wat valt er eigenlijk te organiseren?” is de volgende gedachte. Niet veel. Toen we vannacht aankwamen, hebben we onze twee minuscule koffertjes naast het bed gezet. Meer hebben we niet bij ons. Of wacht, ik kan nu maar beter even mijn ID-kaart uit mijn jaszak halen. Die heb ik hier toch niet nodig op straat.
In de gang hangt mijn colbertjasje aan de kapstok. Ik voel in de rechterzak. Daar had ik hem toch gelaten? Ik weet het zeker. Toch zit hij er niet in. Voor de zekerheid controleer ik de andere zak ook. En die van mijn dikke winterjas. En alle binnenzakken. Geen ID-kaart. Toen ik vannacht mijn fototoestel uit mijn zak tevoorschijn trok, moet mijn identiteitsbewijs ongemerkt mee naar buiten zijn gegleden.
“Ik heb een probleem,” zeg ik hardop.
“Wat dan?” vraagt Vrouwlief vanuit de slaapkamer. Ze ligt nog in bed. Rust, daar kwamen we voor. Het is half tien en nog maar net licht buiten.
“Ik ben mijn ID-kaart kwijt.”
“Oh?” klinkt Vrouwlief geschrokken. “Wat nu?”
Zweten in Zweden.

Eerst maar eens rustig boodschappen doen en ondertussen bedenken welke stappen we moeten ondernemen. Op het moment dat we de buitendeur van de flat opentrekken, vliegt de snijdende kou ons aan. Het is driehonderd meter lopen naar de supermarkt op de hoek van de straat en als we er aankomen, zien we eruit alsof we al weken op de Zuidpool vertoeven. We kopen verse broodjes en ‘ost’. ‘Kaas’ klinkt veel mooier, vind je ook niet? O ja, er moet nog bier komen. Twee sixpacks halve liters Åbro. Dat moet voldoende zijn voor vanavond. Echt bier is het niet. 3,33% alcohol. Sterker hebben ze niet in de supermarkten hier. Laat Youp het maar niet horen. Voor echt bier, wijn en sterke drank moet je naar de staatswinkel. Daar gaan we niet heen. We gaan terug naar de flat.
De koffie is sterk en het ontbijt is goed. Verse broodjes en ost.
“Wat nu?” vraagt Vrouwlief nog maar eens.
“Op zoek naar adressen in de reisgids. Van Capitool. Daar staat alles in.”

Ik bel de busmaatschappij.
“Hallo?” zeg ik in mijn beste Engels. “Ik heet Bas Langereis en ik heb mijn ID-kaart gisterenavond verloren in de bus van Skavsta Airport naar Stockholm. Is hij misschien gevonden?”
“Momentje,” klinkt een Engels antwoord met Zweedse zinsmelodie. “Ik verbind u door met de afdeling Gevonden Voorwerpen.”
“Met de afdeling Gevonden Voorwerpen.”
“Hallo, ik heet Bas Langereis en ik heb mijn ID-kaart gisterenavond verloren in de bus van Skavsta Airport naar Stockholm. Is hij misschien gevonden?”
“Wanneer en waar bent u hem kwijtgeraakt?”
“Gisterenavond in de bus van Skavsta Airport naar Stockholm.” Dat zei ik toch? Of is mijn Engels net zo beroerd als dat van jou?
“O, ik heb de gegevens van gisterenavond nog niet binnen. Belt u over vier dagen nog eens.”
“Over vier dagen vertrek ik weer naar Nederland.”

“Welcome to the Dutch Embassy. If you’d like to speak in Dutch, press one.”
Ik druk op één.
“Nederlandse Ambassade Stockholm, goedemorgen. Waarmee kan ik u helpen?”
“Goedemorgen. Of wat er nog van over is. Ik heet Bas Langereis. Ik ben gisterenavond in Stockholm aangekomen en ben mijn ID-kaart kwijt. Wat moet ik doen?”
“Aangifte doen.”
“Bij de politie?”
“Precies. En met die aangifte gaat u naar de douane op het vliegveld als u weer naar huis gaat.”
“En dat is alles?”
“Reist u met de KLM?”
“Nee, met zo’n kleine goedkope prijsvechter.”
“O, dan gaat het niet goed komen. Dan heeft u een noodpaspoort nodig.”
“Hoe kom ik daaraan?”
“Dan moet u even bij ons langskomen.”
“O. Ik heb hier in mijn reisgids wel een adres.”
“Waar bent u?”
“Op het zuidereiland. Södermalm.”
“Daar zitten wij ook.”
“Krijg nou de fuck. Ik bedoel: waar precies?”
“In de Götgatan. Vlakbij het metrostation Slussen.”
“Slussen. Dat is hier niet ver vandaan. Wanneer bent u open?”
“Tussen twee en vier. En anders morgen van negen tot één uur.”
“Dan ziet u mij straks.”
“In welke gemeente was uw ID-kaart afgegeven?”
“Apeldoorn, natuurlijk.”
“Natuurlijk. Mooi, dan kan ik het een en ander al in gang zetten. Tot straks, meneer Langereis.”


(Polisen, Torkel Knutssonsgatan, Södermalm, Stockholm – 24 november 2010 – foto: bazbo)

Het Polisen-bureau blijkt op de hoek van de straat te zijn, schuin tegenover de supermarkt.
“Good afternoon,” zeg ik.
De jongedame achter de balie is er eentje om alle mondvocht van kwijt te raken.
“How can I help you?”
Vraagt ze dat nou werkelijk? Gelukkig is Vrouwlief erbij, anders zou het hier maar een overspelige bende worden. “I lost my ID-card.”
“Oh, then we’re going to make a report.”
Tien minuten later staan we weer buiten. Met twee geprinte A4’tjes in de hand.

We hoeven alleen maar de Hornsgatan uit te lopen. Het is niet ver. Het is ook nog geen twee uur.
“Wacht, laten we dan even koffie löten in café ‘Rival’,” stel ik voor.
“Wat is dat?” vraagt Vrouwlief.
“Het café van Benny Andersson.”
“Wie is dat?” vraagt Vrouwlief.
“Van ABBA.”
De klöötzak verwelkomt ons niet eens als we zijn café betreden. We blijven wel een half uur, maar hij laat zijn gezicht niet zien. Allemaal kåpsöneslijers zijn het, die Zweden. Zijn koffie is wel goed.
Het is bijna twee uur. We klunen verder over de Hornsgatan en komen langs de Maria Magdalena Kyrka. Mooi, hoor. Maar we blijven liever niet zo lang in die takkesneeuwstorm.
Waar is die Kötgatan? O, hier. Zo gevonden.


(Nederlandse Ambassade, Götgatan, Södermalm, Stockholm – 24 november 2010 – foto: bazbo)

“Ah, u bent meneer Langereis.”
“Dat zeg ik, mevrouw,” zeg ik tegen de dame van de ambassade.
“We hebben de gegevens van de Gemeente Apeldoorn nog niet binnen. Maar terwijl we daarop wachten, kunt u deze formulieren invullen.”
“Natuurlijk,” zucht ik. “Daar was ik al bang voor.”
“Graag twee keer.”
“Natuurlijk. Daar was ik al bang voor.”
Ik vul alle formulieren twee keer in. De tijd verstrijkt. Daar gaat onze eerste echte vakantiedag.
“Waarom heb je meneer die formulieren twee keer laten invullen?” vraagt de meneer van de ambassade aan de dame van de ambassade. Ik herken zijn stem van het telefoongesprek vanmorgen.
“Eén keer voor het noodpaspoort en één voor het nieuwe paspoort voor meneer.”
“Het nieuwe paspoort moet meneer in Apeldoorn aanvragen.”
“O.”
“Meneer Langereis, ik heb twee pasfoto’s van u nodig.”
“Die heb ik natuurlijk niet bij me, hè.”
“Er is een fotograaf hier vlakbij. U loopt naar buiten, gaat links, rechtsaf, plein oversteken en dan de MacDonalds binnen. Daar de roltrap naar beneden en dan loopt u tegen de fotograaf aan.”

Door de ijzige wind en de vallende stuifsneeuw is het levensgevaarlijk op straat. Zeker als je tegen de wind in moet. Moeten we wel tegen de wind in? Hoe was het ook weer? Eerst links en dan rechts of andersom? Hoe is het mogelijk: “Dááár! De Mac!” Ik ben nog nooit zo blij geweest een filiaal van MacDonalds in het straatbeeld te ontdekken.
“Hej, hej!” zegt de dame van de fotowinkel nogal hard en bits tegen mij.
“Hé? HEE! Kun je niet zeggen: ‘Wat mot je?’ Wat is dit hier voor onbeschoft gedoe, zeg!” wil ik uitroepen. Maar ze zullen me wel niet verstaan. Weet ik veel dat het ‘hallo’ betekent?
Vijf minuten later staan we nauwelijks opgewarmd weer buiten. Mét pasfoto’s. Ik heb er maar twee nodig, maar moest er zes afnemen. Voor honderd vijftig kronen. Hoeveel is dat? Geen idee.

“Kijkt u eens, meneer Langereis. Hier is uw noodpaspoort.”
Ik weet niet of ik wel een roze noodpaspoort wil. Toch reken ik vierenveertig pleuro af.
“Mag ik pinnen?” vraag ik.
“Dan wil je mijn pasje, zeker,” zegt Vrouwlief achter mij. “Je eigen pasje zit nog thuis in je jaszak.”
“Ja ja, wrijf mijn slordigheid er maar lekker in.”
“Berg je je mooie nieuwe paspoort wel goed op? Uitkijken met foto’s maken, hoor.” Heel leuk.


(Södermalm, Stockholm – 15.30 uur – 24 november 2010 – foto: bazbo)

“Hoe laat is het?” vraag ik als we weer buiten staan.
Vrouwlief vouwt haar mobiele telefoon open en zegt: “Half vier.”
Het is half vier en al bijna stikdonker.
We lopen langs de oostzijde van de Gamla Stan. De sneeuw snijdt in onze ogen. Wat een storm.
In een heel smal steegje van de oude stad vinden we een grillrestaurantje. Het heeft maar één tafeltje en heet ‘Jerusalem’. Ik ga geen flauwe grappen maken. We eten kebab en dan gaan we snel terug naar de flat om het aldaar op een onzuinig zuipen te zetten.

Apeldoorn, december 2010


(au3’s appartement, Ludvigsgatan, Södermalm, Stockholm – 24 november 2010 – foto: bazbo)

Hier lees je ‘m op DOK!.

• • •
 

Geen reacties »

No comments yet.

RSS feed for comments on this post. | TrackBack URI

Leave a comment